pull marine
klimmen vallen vliegen landenvogelvlucht
wezenloos
schiet tijd
voorbij
de afgrond in
naast mij
omhoog
vliegt rakelings
de rotswand
seconde werk later
spant het touw
remt abrupt
de vogelvlucht
meters lucht lager
vragen
twee ogen
antwoorden
juni-ijs
na een feestje op een wild kunstenaarsterrein breekt na het ontbijt de hel losSlag bij Arnhem
ronde vrouwenvormen uitgehakt
in tonnen steen en boomstronk
de kunstenaar slingert een kettingzaag
takels zware kettingen hijsen vracht
een oude motorfiets roest de tijd uit
een badruimte op stoom rottend hout en blik
op het terrein verder, tussen de woonwagens
wat pluimvee onder een loodzware lucht
en dan barst het los:
druppels vallen een lichte douche en dan hard
tot stenen verklonterd hagelgeweld
schiet gaten in auto’s, beukt grond tot moes
een tent vliegt metershoog weg
minuten na het geweld in de zon
ontwaakt de stad na een ijselijk inferno
bevroren knikkers groot als ogen
maaiden alles wat stond en groeide tot schroot
wegen vol groene sneeuw waterlawines
kunstwerken geknakt als oranje ego’s
jong gewas in de kiem gesmoord
druipt Arnhem ijskoud na in een dampende zon
ik denk dat ik niet ben
...food 4 thoughtfascinerend smaken pagina’s
woordenvol ideeën
in taal uitgedrukt bestaan
denken bestemt menszijn
begrippen bepalen limieten
van wat is en wat niet
maar ook zonder gedachte
blijkt mooi leven mogelijk
puur wezen zijn zonder veel
herfstweer
een koud en nat weekend in het bos, naar weerbostafereeldoelloos druilen de bomen, bostafereel
het is koud, een houtkachel gloeit
slakken met honderden tegelijk
nemen jonge aanplant te grazen, verloren strijd
ik haat de naaktslak, wandelende drol
geef hem wat zout
en kermend trekt hij weg
in een hoopje drassig slijm
natuur geeft en neemt
een teek vreet zich in mijn been
en de wasbeer, terug van weg
plant zijn sporen in de tuin
rondje centrum
ik post een brief en doe een boodschap‘puur in bloemen’
loop ik langs Vlinder
een zaak met bloemen
post mijn brieven
lentegrauw de stad
bijna zomerskil gelaten
vergeten dag ellenderig
gepast stil koop ik oogvocht
kruitvatleed met hemalucht
eenzaam zittend zingt een man
raakt hij mij, maar blijft het kil
keer ik terug langs Vlinder
lees ik ‘puur in bloemen’
tussen teek en vaderland
Jan hangt wat touwen uit in de boom, we verkennen de fundering van ons nieuwe huis...
boomhut, droom
halfhoog de eik
heerst gebladerte en mos
diep in het dal
het dak van een huis
wijds is deze plek
gevangen op hoogte
ontzag voor de antieke boom
de eeuwenoude stilte, ruist, respect
adembenemend oer
de beklemming van diepte
lost op in stille kracht
van groen en enkelvoud
wind buigt takken moeiteloos
deining als op zee
en in het hoofd van deze man
lijkt de hut al lang gebouwd